Cynthia’s broer Alan werd vermoord 

“Zoiets verwacht je niet. Neerschieten, dat gebeurt toch alleen in films?”

De broer van Cynthia (26) werd op 31-jarige leeftijd vermoord. Neergeschoten. Zomaar. Killing for fun noemde de openbare aanklager dat. Nu, vijf jaar later heeft ze nog steeds moeite de gruwelijkheden een plek te geven.

“Er zit zoveel frustratie in mijn lichaam! Ik heb op tae bo gezeten, boksen, heb aan hardlopen gedaan, zelfs een crosstrainer aangeschaft. Ik trap me een ongeluk op dat ding. Het enige wat ik er van krijg, zijn slanke billen, maar de stress zit er nog. Onbenulligheden waar ik vroeger geen enkele moeite mee had, zoiets als een acceptgirokaart invullen, daar zie ik nu als een berg tegenop. Het liefst stop ik ook met werken. Ik heb geen zin meer in die verplichtingen. Negen van de tien keer heb ik een verschrikkelijke nacht gehad met nachtmerries waarin ik de daders voor me zie, maar dan gaat de wekker wel gewoon weer ’s ochtends vroeg. Er heeft zich een gevoel van frustratie, verdriet en onbegrip in mij genesteld dat nooit meer overgaat. Nooit.”

“We hadden die zaterdagavond een feestje, dat mijn vader had georganiseerd op de voetbalvereniging. Daarna is Alan met vrienden op stap gegaan. Ik zou eigenlijk meegaan, maar was niet lekker, dus ging naar huis. De volgende dag sprak ik mijn moeder aan de telefoon toen op de achtergrond bij haar de bel ging en ik mijn schoonzus hoorde roepen “Hij is nog niet thuis!”. Dat was gek, het was 12.00 uur ’s middags. Mijn broer was uitvaartleider en had beloofd een nieuwe collega te helpen met de uitvaart van een kindje. Alan kon het laat en gek maken, maar hij nam zijn werk zo serieus dat het vreemd was dat hij niet kwam opdagen. Natuurlijk denk je niet meteen het ergste, eerder: die is bij een ander blijven slapen. Ik dacht: als ik hem zie, krijgt hij er van langs! Maar omdat mijn ouders erg ongerust waren, ben ik gaan zoeken. Bij de voetbalclub, in zijn huis. Misschien was hij ondertussen thuisgekomen en schaamde hij zich voor al die bezorgde voicemails. Maar nee. Toen ik terugkwam, hadden mijn ouders hem als vermist opgegeven. De paniek sloeg echt toe op het moment dat mijn vader zei: ‘ik heb vanochtend niet zo’n leuk verhaal gehoord’. Hij was op de voetbalclub de troep van de vorige avond aan het opruimen toen er een oud baasje langskwam: ‘Heb je het al gehoord? Ze hebben twee gasten neergeschoten’. Mijn vader dacht nog: ‘Komt dat tuig nu ook al hierheen?’ Maar dat bericht is in zijn hoofd blijven zitten. Toen ik dat hoorde, hield ik het niet meer en ben naar het politiebureau gereden. Daar werd ik in eerste instantie streng ondervraagd. Hoe mijn broer eruit zag, of hij littekens had? Ik at letterlijk mijn nagels op van zenuwen. Ik was gestopt met roken, maar vanaf toen ben ik twee pakjes per dag gaan roken. Na veel heen en weer geloop, kwam een van de rechercheurs terug: ‘Je zei dat hij geen littekens had, maar…’ En toen wreef hij over zijn pols. Mijn broer heeft ooit op Koninginnedag een meisje geholpen die lastig werd gevallen in de kroeg. Die jongens kwamen later terug met een groep en hebben hem door een ruit gegooid. Hij had een slagaderlijke bloeding en heeft daar een litteken aan over gehouden. Dat herinnerde ik me ineens weer. Op dat moment bevestigde de rechercheur de geruchten die wij al eerder hadden gehoord: Alan was vermoord.”

“Er zijn die nacht in de Haagsche wijk Loosduinen twee jongens neergeschoten: mijn broer en Daan. Alan was met een groep vrienden op stap en is Daan tegengekomen, een oude bekende. Aan het eind van de avond zijn ze samen naar buiten gelopen en daar hebben ze nog een praatje gemaakt met de portier. Die is vervolgens naar binnen gegaan en vanaf dat moment is over het verloop niks zeker. De oudste dader, beroept zich op zijn zwijgplicht, de jongste hangt nog altijd verschillende verhalen op en de man die medeplichtig was, de broer van de vader, zwijgt ook. We vermoeden dat ze op de parkeerplaats stonden te wachten. Dronken en onder de drugs. Ze hebben Alan en Daan naar buiten zien komen en dachten: kijken of we iets kunnen uithalen. Misschien waren ze op zoek naar drugs, naar geld, misschien wilden ze gewoon ruzie. Ik weet bijna zeker dat Daan en Alan onder dwang zijn ingestapt. Mijn broer was slim genoeg om niet met zulke types mee te rijden. Als je de oudste dader ziet, word je vanzelf al bang. Hij heeft een verschrikkelijk enge kop. Vroeger is hij al eens veroordeeld voor het plegen van incest en er gingen zelfs geruchten dat er in de omgeving moorden zijn gepleegd waar hij best verantwoordelijk voor zou kunnen zijn. Hij woonde met zijn zoon, de andere dader, op een woonwagenkamp in Den Haag. De zoon heeft verklaard dat hij reed, Alan zat op de passagiersstoel, de vader op de achterbank, net als Daan. Ze waren gewoon aan het praten toen de oudste plotseling Alan twee keer door zijn achterhoofd schoot. Mijn broer is waarschijnlijk met zijn hoofd voorover gevallen, alles zat onder het bloed. Toen hebben ze Daan van de zijkant neergeschoten. Zomaar, zonder reden. De openbare aanklager sprak tijdens de zitting van een typisch voorbeeld van killing for fun’. Omdat ze de lichamen kwijt moesten, zijn ze vervolgens naar een parkeergarage gereden. Daar hebben ze die jongens er letterlijk uitgegooid en een genadeschot gegeven door hun achterhoofd. Met die auto, onder het bloed, zijn ze weggereden en die hebben ze later op een terrein vlakbij het woonwagenkamp in de fik gestoken om sporen uit te wissen.”

“Voor dode mensen ben ik altijd angstig geweest, maar bij mijn broer heb ik dat geen moment eng gevonden. Het liefst had ik hem gewassen, maar zijn collega’s vonden dat niet verstandig. Er was sectie gepleegd op zijn lichaam en dat is geen fijn gezicht. Dat zou niet goed zijn voor de herinnering. Dat heb ik geaccepteerd, maar achteraf heb ik spijt. Ik kon al niks meer voor hem betekenen, dit was nog het enige wat ik kon doen.

Als familie verwacht je nooit dat zoiets je overkomt, want waarom? Dit gebeurt alleen in films. Bij criminelen. Terwijl wij in zo’n veilige wereld leefden. We hadden een intense familieband, woonden op 5 minuten lopen van elkaar en we hadden altijd familiefeesten en gezelligheid met elkaar. Met Alan had ik dan ook een heel sterke band. Behalve mijn broer was hij ook mijn maatje. Hij was bijvoorbeeld de eerste die hoorde dat ik ontmaagd was. En in de periode dat hij veel verdriet had om zijn ex, huilde hij uit bij mij. Omdat we tien jaar schelen, was het eigenlijk net voor zijn dood dat we over de echte grote dingen in het leven praatten. Kinderen, de liefde, relaties. Daarom denk ik nu vaak: als hij nog had geleefd, was het zo leuk geweest. Natuurlijk wil ik hem niet verheerlijken en kende ik ook zijn streken, maar het was zo’n lieve, gevoelige jongen. Die duwde me bij wijze van spreken nog opzij als ik bijna op een mier stond. Daarom was het zo erg dat na zijn dood de wildste verhalen de ronde deden: hij zou pooier geweest zijn, drugskoerier, hij zou een affaire gehad hebben en Daan zou maffiageld onder zijn huis hebben verstopt. Maar ik dacht: doe maar. Laat maar gaan. Het is voor een buitenstaander natuurlijk ook niet te begrijpen dat iemand zonder reden wordt vermoord. We zijn nu vijf jaar verder, maar ik heb nog steeds moeite om erover te praten. Het heeft zo’n impact gehad op onze familie, alles en iedereen is door de moord veranderd. Mijn ouders, mijn andere broer, ikzelf. Mijn kijk op het leven is negatiever. Ik zie alles nu zwart wit. Mensen kunnen lang lief en aardig tegen me zijn, maar als iets gebeurt dat me niet zint, hoeft het voor mij meteen niet meer. Mij is zo intens veel verdriet aangedaan, ik wil er niet nog meer bij hebben. Misschien is het niet eerlijk, maar het is zelfbescherming.”

“Omdat ik emotioneel gezien de sterkste was van de familie, werd ik aangewezen als contactpersoon. Ik weet nog goed dat ik ’s ochtends uit bed werd gebeld: “Cynthia” zei de rechercheur “hou je vast, we hebben ze opgepakt!”. Op 14 mei 2000 werd Alan vermoord, in oktober zijn de daders gearresteerd. Die periode daar tussenin was afschuwelijk. Vanwege verdriet ben ik anderhalf jaar de deur niet uit geweest, maar die eerste periode vooral ook omdat ik doodsbang was. In het belang van het onderzoek vertelde de politie ons helemaal niets. Al die maanden liep ik dus rond met ontzettend veel vragen. En in iedereen zag ik een mogelijke dader. Tot het moment van het verlossende telefoontje.

Tijdens de rechtszittingen zagen we ze voor het eerst. Dat was… heel onwezenlijk. Van die blik in hun ogen werd ik bang. Zo brutaal. Op een gegeven moment deed de jongste dader, Tommix R., een spelletje met mij: wie het langst kan blijven kijken. Ik hield het niet vol, moest mijn hoofd wegdraaien. Nog nooit van mijn leven had ik hem gezien, maar hij keek alsof hij mij ook kon doodschieten. Er was levenslang geëist. De vader, Cobus R., heeft uiteindelijk twintig jaar gekregen. Met aftrek van voorarrest en de standaard aftrek van één derde wegens goed gedrag staat hij in 2014 weer buiten. De rechter vond dat hij nog een tweede kans verdiende in deze maatschappij. De jongste heeft in eerste instantie veertien jaar gekregen. Maar omdat hij in grote lijnen het verloop van die avond heeft verteld, vond de rechter dat moedig en heeft hij er in het hoger beroep nog eens twee jaar vanaf gehaald. Terwijl wij juist vermoeden dat hij de grootste gluiperd is.

Tommix komt dus in oktober 2008 al op vrije voeten, Cobus een paar jaar later. Voor ons is dat onbegrijpelijk. Daarom heeft mijn hele familie zich voorgenomen te verhuizen. Mijn andere broer is al verhuisd, mijn ouders zijn op zoek naar een huis en ik wil hen achterna. Waarom? Ik moet er niet aan denken deze mensen tegen te komen. Vooral omdat ik niet weet hoe ik reageer. Word ik hysterisch? Woedend? Zou ik naar ze toe gaan? Dat wil ik voorkomen. Het zijn criminelen, ze lopen altijd met een pistool op zak, dus als er wat gebeurt, verlies ik altijd. Dan maar verhuizen en een nieuw leven opbouwen. Het is me al eens eerder gebeurd dat ik de medeplichtige tegen het lijf liep. Er is sprake geweest van een derde persoon, maar wegens gebrek aan bewijs is hij vrijgelaten. Hij is de broer van de vader: ze noemen hem Ome Tom. Hij was ook die avond in de discotheek en hij was erbij toen de auto in de fik ging. Misschien was hij er ook wel bij ín de auto. Maar omdat er geen getuigen zijn, valt niets te bewijzen.

Twee jaar geleden zat ik te eten met mijn vriend in een restaurant, wie loopt daar voorbij: die zogenaamde Ome Tom. Ik werd gek! Ik ben naar buiten gerend, stond te trillen als een rietje, maar moest hem confronteren. Ik vroeg hem of hij zich wel realiseerde wat voor een verdriet hij ons heeft aangedaan. Het is een boomlange kerel, maar door mijn woorden werd hij piepklein. Het enige wat hij kon uitbrengen was: “Mevrouw, ik vind het heel erg. Ik weet het allemaal niet.” Als ik er nu over nadenk, denk ik: dat ik dat heb gedaan! Maar het was een reflex.”

“Ik leef nog elke dag met Alan. Zijn foto staat in mijn huiskamer en ik brand ieder dag een kaarsje voor hem. Pas geleden ben ik getrouwd met een jongen die Alan niet heeft gekend, maar ik voel dat mijn man wel van hem houdt. Een mens kan veel hebben, maar omdat het ‘waarom’ nog zo onduidelijk is en omdat de manier waarop het gegaan is zo vreselijk hard is, heb ik er nog steeds zoveel moeite mee. Iedere keer zie ik voor me dat mijn broer in zijn kist ligt met de gaten in zijn hoofd. En over twee jaar komt de dader vrij! Dat rijmt niet met elkaar. Meestal ga ik door, maar op sommige momenten meld ik me ziek op mijn werk. Dan lukt het me niet meer. Op die momenten stuit ik vaak op onbegrip. Mensen zeggen nogal eens: ‘ben je nou weer ziek?’ Maar dan antwoord ik alleen maar: ‘Wil je ruilen?’. Natuurlijk ga ik ook liever fluitend door het leven, maar helaas lukt dat niet altijd.”

Stichting Aandacht Doet Spreken

“Tijdens de rechtszittingen voelden we ons heel erg in de steek gelaten. Er is gewoonweg geen goede begeleiding en hulp. Een voorbeeld: een van de zittingen begon 8.30 uur ’s ochtends en om 19.00 uur ’s avonds zaten we er nog. De kantine dicht, de broodjes op, mijn moeder die uit de zaal verwijderd werd omdat ze een hoestbui kreeg. En de daders namen rustig een slokje water. Je zit vol spanning, je begrijpt helemaal niks van wat je overkomt en je zit een hele dag in een ruimte met de mensen die je geliefde hebben doodgemaakt. We hadden graag willen spreken, maar ook dat mocht niet. Om nabestaanden van slachtoffers in de toekomst in dit proces te kunnen begeleiden heeft mijn vader de stichting opgericht. Met deze contactgroep willen we bereiken dat er uiteindelijk echt wordt geluisterd naar al die slachtoffers en nabestaanden die nog steeds vastlopen in het ambtelijk apparaat. De stichting wil een luisterend oor bieden en een informatiebalie zijn waar mensen terecht kunnen met vragen en klachten.” Meer informatie: www.aandachtdoetspreken.nl

Artikel uit Cosmopolitan 4 maart 2006 door Suzanne Arbeid